14 juni 2021
Regionale ruimte visie
Inleiding
Het integrale ruimtelijke perspectief zoals dat met de regio is opgesteld, is een uitwerking van de eerder vastgestelde koers voor de regio (het REP). Als het voorstel lezen dan zien we dat er ten opzichte van het REP meer herkenning te vinden is. Er is meer en nadrukkelijker aandacht voor de belangen van de regio ten opzichte van de stad. Wij hebben dan ook veel waardering voor de inspanningen die het college heeft gedaan om in regionaal verband onze belangen als gemeente naar voren te brengen.
Positieve punten in het IRP vinden wij:
- De inzet op doorontwikkeling van knooppunt Driebergen-Zeist en de mogelijkheid voor wonen en werken. Dit mag wat ons betreft, naast de marinierskazerne, de hoogste prioriteit zijn voor het op wat grotere schaal realiseren van woningbouw ook voor na 2030.
- Ook positief is de inzet op het robuuster maken van het nationaal park voor natuur, recreatie en water.
- Daarnaast is positief dat het rapport groen en landschap goed terug te vinden en het motto groen groeit mee ondersteunen wij zeer. Dus ook de stad moet groen realiseren, zodat de forse groei van de stad Utrecht en Nieuwegein niet teveel druk in onze gemeente geven. Maar de stad is verantwoordelijk om bij groei ook zelf groen en recreatie te realiseren.
- Tot slot wordt niet langer gesproken over nieuwe landgoederen en alleen over de mogelijke bijdrage die landgoederen leveren om door economische ontwikkeling bij te dragen aan behoud van natuur en cultuurhistorie.
2 kanttekeningen
Echter vinden we het IRP onvoldoende doordacht op het onderwerp natuur en landbouw en is sprake van wensdenken en te weinig realiteitszin op het onderwerp mobiliteit. We zullen dat toelichten.
Natuur en landbouw
Al eerder is gesproken over scheiden of verweven. Het landelijke beleid en ook meerderheid van onze raad kiest voor een verweven landbouw- en natuurbeleid. Met dus extensief landbouw, kringlooplandbouw en natuurinclusieve landbouw en dan is het onlogische om strikte scheidingen te hanteren tussen natuur enerzijds en landbouw anderzijds. Dat zijn namelijk kenmerken van een gescheiden landbouw- en natuurmodel, waar je inzet op veel ha natuur en weinig, maar intensieve landbouw. Een opgaven van 4110 ha natuur hanteren als doel is dan het verkeerde uitgangspunt. Als we kiezen voor landbouw- en natuur die samengaan, moet je beide versterken en niet een doel voor het een stellen en het andere (landbouw) opnemen als, “onderzoeksvraag voor de volgende fase van het IRP”. Als we niet duidelijk richting kiezen en op 2 paarden blijven worden zullen uiteindelijk zowel de landbouw en voedselvoorziening als de natuur daarvan de dupe zijn. In Montfoort is hiervoor al een amendement aangenomen.
Verkeer en mobiliteit
Op het gebied van verkeer en mobiliteit is er sprake van wensdenken en te weinig realiteitszin. Wij vinden dat het gebruik van fiets en OV zeker gestimuleerd moet worden, de voorzieningen beter moeten worden en dat hier geïnvesteerd moet worden. Deze gedragsbeïnvloeding zal echter slechts ten dele de automobilist verleiden de auto te laten staan. Dat vinden wij niet alleen, ook bij de aanvraag bij het Wopke-Wiebesfonds, werd de regio op de vingers getikt dat we te optimistisch zijn over de afname van het autogebruik. We vragen dan ook nadrukkelijk om meer realiteitszin en ook voldoende ruimte voor elektrisch autogebruik.
En vragen ook nadrukkelijk rekening te houden met het feit dat er ook in 2040 nog veel gebruik gemaakt zal worden van de op elektriciteit of op waterstof rijdende auto. In de stad kan OV een volwaardige vervanging zijn van de auto. Maar in onze gemeente met verspreid liggende dorpen en een groot buitengebied zal OV nooit de een volledig alternatief zijn voor de auto die ons van de deur-tot-deur mobiliteit biedt. Investeren in oplossing bij verkeersknelpunten zoals het kruispunt in Doorn is dus noodzakelijk en zien we slechts beperkt terug in het IRP.
We vragen het college hier bij de verdere uitvoering en concretisering nadrukkelijk oog voor te houden.
Tenslotte
Hoewel groei voor ons niet het uitgangspunt is, en dat het IRP nadrukkelijk daarvoor kiest, realiseren we ook dat wij in onze gemeente de groeiambities van de stad niet tegen kunnen gaan. Daarom dien we liever mee in U16 om de groeidriften te temperen en nog enigszins in goede banen te leiden. Dat laat onverlet dat we het college op roepen kritisch te blijven op de groei ambities en daar waar nodig op de rem te trappen als dit ten koste gaat van andere waardevolle elementen.